HIER VOED IK ME MEE
De sterke beschouwt zware tegenslagen als zijn voedsel
zoals de zachte distelvink zich met doorns voedt
De distelvink is, zoals Isidorus zegt, zo genoemd omdat hij zich voedt met doornen en distels; in het Grieks acanthis, zo komt hij voor bij Aristoteles. Vroeger werd de distelvink ook traupida genoemd, aldus vertaald door Plinius en Gaza. Bij ons heet het diertje carduelis, wat aangeeft dat het van doorns houdt. De Duitsers noemen het Distelfinck.
Zo hebben sterke en vastberaden mannen moeilijke en netelige zaken tot voedsel van hun deugd en ze ondergaan opgewekt en slagvaardig ieder gevaar. Dat doen de militairen die voor god en vaderland onverschrokken naar de wapens grijpen en als dat nodig is niet aarzelen hun leven aan de vijand prijs te geven. Heel anders dan dezen zijn onze huurlingen wier trouw volgens Claudianus te koop is: bij hen zijn zowel hun privé-diensten als die van de hele ploeg voor geld te koop, zoals Gunther op grond van Lucanus zegt. Erasmus vergelijkt ze met vleeshouwers, en terecht; want zoals die voor geld vee de keel afsnijden, zo maken zíj uit winstbejag mensen af.
De Napolitaan Cesare Capaccio geeft een andere betekenis: een van zijn vrienden, een rechtschapen en wijs man, wiens echtgenote niet erg mooi was maar uitmuntte in deugd en uitzonderlijke zedigheid, gebruikte dit symbolum met de Italiaanse uitdrukking 'ik taal niet naar een ander', dwz alleen zij behaagt mij. Zo ook Seneca in Octavia:
Rechtschapenheid, betrouwbaarheid, welwillendheid en beschroomdheid van de vrouw behagen de echtgenoot.
En Lucretius:
Het is niet aan de goddelijke invloed of de pijlen van Venus te danken,dat soms een minder fraai gevormd meisje wordt bemind. Dikwijls slaagt zij er uit zichzelf in, door haar gedrag, bereidwilligheid en zorg voor haar uiterlijk, het een man gemakkelijk te maken zijn leven met haar te delen.
(Joachim Camerarius, Symbola et Emblemata,1596, III, 75, vertaling Lucy Schlüter)